Matteus 24:
1 En Jezus ging de tempel uit en vertrok. En zijn discipelen kwamen tot Hem om Hem op de gebouwen van de tempel te wijzen.
2 En Hij antwoordde en zeide tot hen: Ziet gij dit alles niet? Voorwaar, Ik zeg u, er zal hier geen steen op de andere gelaten worden, die niet zal worden weggebroken.
3 Toen Hij op de Olijfberg gezeten was, kwamen zijn discipelen alleen tot Hem en zeiden: Zeg ons wanneer zal dat geschieden, en wat is het teken van uw komst en van de voleinding der wereld?
Telos vertaling:
3 Toen Hij nu op de Olijfberg zat, kwamen de discipelen afzonderlijk naar Hem toe en zeiden: Zeg ons, wanneer zullen deze dingen zijn, en wat is het teken van uw komst en van de voleinding van de eeuw?
Naardense vertaling:
3 Als Hij zich had neergezet op de olijfberg komen zijn leerlingen tot Hem, en daar met hem alleen zeggen ze, zeg ons, wanneer zal dat alles zijn, en wat dat het teken zijn van uw nadering en de voleinding van de wereldtijd.
English standard version:
3 As he sat on the Mount of Olives, the disciples came to him privately, saying, “Tell us, when will these things be, and what will be the sign of your coming and of the end of the age?”
Het boek:
3 "Wanneer zal dat gebeuren?" vroegen de discipelen later, toen Hij met hen op de helling van de Olijfberg zat. "Waaruit kunnen wij opmaken dat U terugkomt en dat deze tijd naar zijn einde loopt?"
Hier zien we dat er drie belangrijke vragen gesteld worden.
-Wanneer zal dit geschieden.
-Wat is het teken van uw komst. (En)
-Wat is het teken van de voleinding van “deze bedeling”. (Tijdperk)
Zie ook:
-Voor deze twee of drie vragen.
-Markus 13: 4
-Lukas 21: 7
Het woord vertaald “eeuw” komt van het Griekse woord “aion” en dit woord betekent, 1) voor altijd, onafgebroken tijdperk, eeuwigheid, 2) de werelden, en 3) tijdsperiode, eeuw.
En zo weten we, in vers 1 en 2, wordt duidelijk gesproken over “de gebouwen van de tempel”. Ja, dit is het onderwerp hier!
En aangaande de woorden van Jezus over de gebouwen van de tempel worden deze drie vragen gesteld.
Vergelijk:
-Lukas 21: 20- 24
-Hier zien we dat dit specifiek over Jeruzalem gaat.
4 En Jezus antwoordde en zeide tot hen: Ziet toe, dat niemand u verleide!
5 Want velen zullen komen onder mijn naam en zeggen: Ik ben de Christus, en zij zullen velen verleiden.
6 Ook zult gij horen van oorlogen en van geruchten van oorlogen. Ziet toe, weest niet verontrust; want dat moet geschieden, maar het einde is het nog niet.
7 Want volk zal opstaan tegen volk, en koninkrijk tegen koninkrijk, en er zullen nu hier, dan daar, hongersnoden en aardbevingen zijn.
8 Doch dat alles is het begin der weeen.
9 Dan zullen zij u overleveren aan verdrukking en zij zullen u doden, en gij zult door alle volken gehaat worden om mijns naams wil.
10 En dan zullen velen ten val komen en zij zullen elkander overleveren en elkander haten.
11 En vele valse profeten zullen opstaan en velen zullen zij verleiden.
12 En omdat de wetsverachting toeneemt, zal de liefde van de meesten verkillen
13 Maar wie volhardt tot het einde, die zal behouden worden.
14 En dit evangelie van het Koninkrijk zal in de gehele wereld gepredikt worden tot een getuigenis voor alle volken, en dan zal het einde gekomen zijn.
In deze woorden, vers 4 tot 14, zien we een eerste antwoord van Jezus.
In dit eerste antwoord zien we dat hij vooral benadrukt dat we vele andere zaken en ontwikkelingen zouden zijn en gebeuren, maar het einde zou pas komen als het evangelie van het koninkrijk onder alle volken gepredikt zou zijn.
Vergelijk dit met Kollosenzen 1: 6, 23, daar stelt Paulus dat in zijn dagen het evangelie ook daadwerkelijk aan de gehele schepping verkondigd was.
Koll. 1:
23 indien gij slechts wel gegrond en standvastig blijft in het geloof en u niet laat afbrengen van de hoop van het evangelie, dat gij gehoord hebt en dat verkondigd is in de ganse schepping onder de hemel, en waarvan ik, Paulus, een dienaar geworden ben.
Belangrijke notitie:
Hou rekening met het feit dat de woorden van Matteus 24 gesproken werden rond het jaar 32/33. Kolossenzen werd geschreven rond 55 en de verwoesting van Jeruzalem kwam in het jaar 70.
15 Wanneer gij dan de gruwel der verwoesting, waarvan door de profeet Daniel gesproken is, op de heilige plaats ziet staan - wie het leest, geve er acht op - laten dan wie in Judea zijn,
16 vluchten naar de bergen.
17 Wie op het dak is, ga niet naar beneden om zijn huisraad mede te nemen, en wie in het veld is,
18 kere niet terug om zijn kleed mede te neme.
19 Wee de zwangeren en de zogenden in die dagen.
20 Bid, dat uw vlucht niet in de winter valle en niet op een sabbat.
21 Want er zal dan een grote verdrukking zijn, zoals er niet geweest is van het begin der wereld tot nu toe en ook nooit meer wezen zal.
22 En indien die dagen niet ingekort werden, zou geen vlees behouden worden; doch ter wille van de uitverkorenen zullen die dagen worden ingekort.
23 Indien dan iemand tot u zegt: Zie, hier is de Christus, of: Hier, gelooft het niet.
24 Want er zullen valse christussen en valse profeten opstaan en zij zullen grote tekenen en wonderen doen, zodat zij, ware het mogelijk, ook de uitverkorenen zouden verleiden.
25 Zie, Ik heb het u voorzegd.
26 Indien men dan tot u zegt: Zie, Hij is in de woestijn, gaat er niet heen; zie, Hij is in de binnenkamer, gelooft het niet.
27 Want gelijk de bliksem komt van het oosten en licht tot het westen, zo zal de komst van de Zoon des mensen zijn.
28 Waar het aas is, daar zullen de gieren zich verzamelen.
Het ware teken. (vers 15- 28)
In deze verzen zien we dat Christus heel specifiek gaat worden. Eerst schreef Hij over tekenen die vooraf zouden gaan aan de verwoesting van Jerusalem. Nu gaat hij spreken over de tijd zelf.
In de eerste plaats zien we dat Christus gaat spreken over de “gruwel der verwoesting”, Christus geeft dan aan dat deze gruwel geprofeteerd is door Daniel.
We vinden deze profetie in Daniel 9: 27; 11: 31 en 12: 11
Dit gaan we dan vergelijken met wat Lukas over dit heeft te zeggen en dan weten we waaraan dit gekoppeld word. Lukas schrijft in zijn parallel aan de woorden van Christus: “Zodra gij nu Jerusalem door legerkampen omsingeld ziet, weet dan, dat zijn verwoesting nabij is”. (Lukas 21: 20)
Ook zien we in Markus 13: 14 “Staande waar het niet behoort”.
De tekst gaat dan verder met het beschrijven van dit teken en hoe het in die dagen zou gaan.
-Laten dan wie in Judea zijn, vluchten naar de bergen.
-Wie op het dak is, ga niet naar beneden om zijn huisraad mede te nemen.
-En wie in het veld is, kere niet terug om zijn kleed mede te neme.
-Wee de zwangeren en de zogenden in die dagen.
-Bid, dat uw vlucht niet in de winter valle en niet op een sabbat.
Het ware teken is dan “de gruwel der verwoesting”. Als deze er was zouden ze weten dat de verwoesting van Jerusalem eraan zou komen.
We zien dan ook aan de tekenen die samengaan met deze verwoesting, (vers 16- 20) dat dit een moeilijke tijd zou gaan worden.
Deze verdrukking word beschreven als:
Want er zal dan een grote verdrukking zijn, zoals er niet geweest is van het begin der wereld tot nu toe en ook nooit meer wezen zal.
En indien die dagen niet ingekort werden, zou geen vlees behouden worden; doch terwille van de uitverkorenen zullen die dagen worden ingekort.
Indien dan iemand tot u zegt: Zie, hier is de Christus, of: Hier, gelooft het niet.
Want er zullen valse christussen en valse profeten opstaan en zij zullen grote tekenen en wonderen doen, zodat zij, ware het mogelijk, ook de uitverkorenen zouden verleiden.
Zie, Ik heb het u voorzegd. Indien men dan tot u zegt: Zie, Hij is in de woestijn, gaat er niet heen; zie, Hij is in de binnenkamer, gelooft het niet.
Want gelijk de bliksem komt van het oosten en licht tot het westen, zo zal de komst van de Zoon des mensen zijn.
Waar het aas is, daar zullen de gieren zich verzamelen.
We lezen ook in Lukas 21: “want dit zijn de dagen van vergelding, waarin alles wat geschreven is, in vervulling gaat”. (Vergelijk dit met Matt. 23: 29- 39)
Vergelijk:
-Handl. 6: 13
-Handl. 21: 28
Aas en de gieren.
-Jes. 46: 11
-Jer. 19: 7
-Ezechiel 17: 3
-Hosea 8: 1
-Rev. 19: 17, 18.
Terstond na de verdrukking. (Vers 29- 31)
29 Terstond na de verdrukking dier dagen zal de zon verduisterd worden en de maan zal haar glans niet geven en de sterren zullen van de hemel vallen en de machten der hemelen zullen wankelen.
30 En dan zal het teken van de Zoon des mensen verschijnen aan de hemel en dan zullen alle stammen der aarde zich op de borst slaan en zij zullen de Zoon des mensen zien komen op de wolken des hemels, met grote macht en heerlijkheid.
31 En Hij zal zijn engelen uitzenden met luid bazuingeschal en zij zullen zijn uitverkorenen verzamelen uit de vier windstreken, van het ene uiterste der hemelen tot het andere.
De tekst gaat verder om te spreken over “terstond na de verdrukking”.
In dit stuk zien we ook de woorden: “en zij zullen de Zoon des mensen zien komen op de wolken des hemels, met grote macht en heerlijkheid”.
Deze woorden laten zien dat Christus is gekomen. We zien hier dan dat de tweede vraag is beantwoord. Maar de volgende vraag rijst en dat is: “Hoe en wanneer is Christus gekomen”.
Vers 29.
In dit vers zien we dat er gesproken word over de zon die verduisterd zou worden, de maan die haar glans niet zou geven, de sterren die van de hemel zouden vallen en de machten der hemelen die zouden wankelen.
Als we kijken naar de woorden die Christus hier gebruikt zien we een apocalyptisch taalgebruik.
We zien dat dit een taal is die we tegenkomen in het oude Testament.
Jesaja 13.
Dit hoofdstuk beschrijft het komen van God in een oordeel. God kwam door de Meden (vers 17) Zo is Christus gekomen door de Romeinen in het oordeel over Jerusalem.
De Romeinen kwamen rond 70 AD en hebben de gehele stad Jerusalem verwoest en tot een complete puinhoop gemaakt.
Verdere schrifplaatsen:
-Joel 2: 10; 3: 14, 15
-Jesaja 34: 1- 6
-Ezechiel 32: 7
-Amos 8: 9
Vers 30.
In vers 30 zien we dat er gesproken word over de Zoon des mensen op de wolken des hemels.
-Jesaja 19: 1
-Psalm 104: 1- 3
-Daniel 7: 13, 14
De komst van de Zoon des mensen is dan niet een komen wat met het oog te zien was, maar een komen in een oordeel over het volk der Joden.
Jezus kwam om hen te veroordelen.
De vijgeboom en zijn les. (32- 35)
32 Leert dan van de vijgeboom deze les: Wanneer zijn hout reeds week wordt en de bladeren doet uitspruiten, weet gij daaraan, dat de zomer nabij is.
33 Zo moet ook gij, wanneer gij dit alles ziet, weten, dat het nabij is, voor de deur.
34 Voorwaar, Ik zeg u, dit geslacht zal geenszins voorbijgaan, voordat dit alles geschiedt.
35 De hemel en de aarde zullen voorbijgaan, maar mijn woorden zullen geenszins voorbijgaan.
Als we kijken naar deze woorden van Christus zien we dat Christus verteld dat deze tijd te herkennen is. Hij zegt dat deze tijd te herkennen bij een les te leren van een vijgeboom.
Als het hout van een vijgeboom week word en de bladeren gaan uitspruiten dan weten we dat de zomer nabij is.
Zo zouden de toehoorders moeten weten dat als zij de tekenen zouden zien dat de tijd nabij was, dat het voor de deur stond.
Jezus gaat dan verder en zegt: “Ik zeg u, dit geslacht zal geensins voorbijgaan, voordat dit alles geschied”.
Dit zijn hele belangrijke en cruciale woorden.
Jezus geeft aan dat alle voorgaande besproken zaken gaan komen in die generatie.
Dit zijn woorden die ons een duidelijk beeld geven van de woorden voorgaande aan vers 34 en 35. Duidelijker kan het niet.
En deze woorden van Christus waren waarheid. Hij besluit dit gedeelte om te zeggen: “De hemel en de aarde zullen voorbijgaan, maar mijn woorden zullen geenszins voorbijgaan”.
De woorden van Christus die stonden vast. Jezus gebruikte deze woorden op andere plaatsen om te benadrukken dat de woorden die Hij gesproken had vast stonden.
-Matt. 5: 18
-Mark 13: 31